Klem in de jeugdzorg
16-02-2010
Een uitverkochte Rode Hoed discussieerde onlangs op 10 februari over de vele schakels in de jeugdzorg die adequate hulp in de weg staan.
Met o.a. Wiel Janssen (schrijver van het boek ‘Vertrouwen in de jeugdzorg’), Jo Hermanns (deeltijd hoogleraar Opvoedkunde Universiteit van Amsterdam), Alex Brenninkmeijer (Nationale ombudsman), Dick van Reekum (kinderrechter en voorzitter Team Jeugd Amsterdam), Ferre Dijkers (advocaat), Jan-Dirk Sprokkereef (directeur Bureau Jeugdzorg Friesland), Maartje Berger (senior stafmedewerker jeugdstrafrecht Defence for Children), Maureen Mansro (coördinator Eigen Kracht Centrale) en de Tweede Kamerleden Naïma Azough (GroenLinks) en Madeleine van Toorenburg (CDA).
Hoe bereik je dat hulpbehoevende kinderen echt hulp krijgen en niet van het kastje naar de muur gestuurd worden?
Deze vraag staat centraal tijdens het debat Klem in de jeugdzorg op woensdagavond 10 februari 2010. De directe aanleiding voor het debat is NCRV Document Klem! over de ongelijke strijd van het gezin Van Klaveren met de Nederlandse jeugdhulpverlening. Met behulp van vijf politieauto’s haalt Bureau Jeugdzorg in de zomer van 2009 bij Bert en Lia van Klaveren drie kinderen uit huis. De 17-jarige Jeremy wordt zonder behandeling geplaatst in een jeugdgevangenis. De ouders krijgen hun twee jongere zoons terug, maar Jeremy, de oudste, blijft gevangen zitten. Terwijl hulpverleningsorganisaties, rechtbanken en Kinderbescherming langs elkaar heen werken, zoeken Bert en Lia met de steun van hun advocaat wanhopig naar een oplossing.
Dat het onderwerp erg leeft blijkt uit de grote belangstelling: meer dan 400 betalende bezoekers zijn ondanks de koude winteravond naar de Rode Hoed gekomen. Onder hen Jeremy en zijn ouders, die tijdens de avond vaak worden bijgevallen door andere ouders, die zich slecht door de jeugdzorg behandeld voelen. Daarnaast zijn er onder de aanwezigen veel jeugdzorgwerkers en ook diverse bestuurders van Bureaus Jeugdzorg. Onder leiding van Lex Bohlmeijer wordt aan het forumleden gevraagd om hun visie te geven op het functioneren van de jeugdzorg. Uit de vertoonde beelden blijkt schrijnend hoe weinig vertrouwen er in dit geval is tussen het gezin en de betrokken jeugdzorgwerkers. De enige, die nog vertrouwen weet te wekken is de advocaat, die soms het werk lijkt te doen waartoe de hulpverlening – die inmiddels de rol van vijand heeft gekregen – niet in staat is.
De aanwezige deskundigen zijn het er in grote lijnen over eens dat het jeugdzorgsysteem in Nederland faalt. ‘Alle hulp moet eigenlijk in het gezin plaatsvinden en als dat niet werkt zoek je een ander (pleeg)gezin’, zegt hoogleraar Jo Hermanns. ‘Nu worden de problemen van kinderen door de jeugdhulpverlening steeds van hun gezin geïsoleerd en vervolgens buiten het systeem geëxporteerd’. Wiel Janssen wijst op de meer dan 18.000 kinderen die op wachtlijsten staan van Jeugdzorg, Jeugdpsychiatrie of Licht Verstandelijk Gehandicaptenzorg (LVG). ‘Die kunnen hier niet in deze zaal’. Volgens hem zijn jeugdzorgwerkers evenzeer als hun cliënten slachtoffers van een ‘ziek systeem’, waarin ongeveer 50.000 mensen werken en waarin jaarlijks ongeveer 3 miljard omgaat. ‘Meer geld zal hier niet helpen, kinderen worden gemangeld tussen de verschillende financieringsstromen. De politiek heeft verzuimd om te sturen op de goede voornemens uit de jaren negentig’. Hij steekt ook de hand in eigen boezem: ‘De jeugdzorgbestuurders zijn te verdeeld gebleven en hebben verzuimd om een grens te trekken, tot hier en niet verder!’
Ook volgens nationale ombudsman Alex Brenninkmijer komt uit de klachten een beeld naar voren van onmacht van hulpverleners om echt aan te sluiten bij de vraag van ouders en kinderen. Jan Dirk Sprokkereef staat pal voor de goede bedoelingen, de inzet en de intenties van Bureau Jeugdzorg medewerkers om te gaan voor de belangen van de kinderen, maar ‘de voorwaarden om echt goed hulp te bieden zijn onvoldoende aanwezig’. Regelmatig onderbreken woedende ouders het gesprek om naar voren te brengen dat zij zich door Jeugdzorg schandalig behandeld voelen. De emoties lopen daarbij soms stevig op.
Ook de jeugdzorgmedewerkers mengen zich onder anderen bij monde van de voorzitter Ton Molenaar van het BMJ (Belangenvereniging Medewerkers Bureaus Jeugdzorg) in de discussie. Hij is van mening dat het jeugdzorgsysteem ’drastisch op de schop moet en de medewerkers de kans moeten krijgen om kwaliteit te leveren voor hun cliënten, hetgeen onder de huidige omstandigheden nauwelijks mogelijk is. Wij zijn meer bezig met bureaucratie dan met de kinderen’.
De aanwezige politici van CDA en Groen Links wijzen op de parlementaire werkgroep die zich beraadt op de problemen in de jeugdzorg en op de vraag waar het naartoe moet. ‘Uit alles blijkt dat de politiek deze keer wel moet doorzetten en dat gaan we, los van partijpolitiek, ook doen’.
Niet iedereen heeft overigens vertrouwen in een stelselwijziging. Jo Hermanns vreest dat zonder een leidende inhoudelijke visie de energie weer gaat zitten in eindeloze structuurdiscussies. Hij voorspelt dat Rouvoet net zo lang doorgaat met voorstellen schrijven, dat alle partijen zich er min of meer in kunnen vinden. ‘En dan wordt het dus weer een halfslachtig compromis, waar niemand echt iets mee opschiet’. Wiel Janssen roept de bestuurders en professionals op om de handen ineen te slaan en zelf keihard te formuleren wat er minimaal nodig is voor een betere jeugdzorg. ‘De politiek gaat dit echt niet voor jullie oplossen’.