Visie op de Jeugdzorg
Herstel het ambacht van hulpverlener in de eerste lijn
(uit mijn boek ‘vertrouwen in de jeugdzorg’ SWP 2010)
Ik pleit ervoor om de tegenwoordig vrij algemeen aanvaarde ‘werkzame factoren’ voor de hulp aan ouders en kinderen consequent in de totale eerstelijns zorg voor jeugdigen te implementeren. Dat komt neer op een senior hulpverlener, die zich met de cliënt verbindt, die ook gedurende enige tijd kan volgen, niet voortdurend aan allerlei netwerktafels hoeft te zitten, maar de experts kan inschakelen die hij nodig heeft. Het model daarbij is dat de HBO’er de leiding neemt en coördineert en de WO’ers in zijn opdracht hun expertise op hun vakgebied inzetten, bijvoorbeeld om de juiste diagnose te stellen. Deze professional krijgt een spilfunctie binnen de eerste lijn. Hij kan worden bijgestaan door assistenten, die eveneens zijn opgeleid op HBO- niveau, maar minder ervaren of deskundig zijn. Deze senior hulpverlener heeft alle kenmerken van een echte professional. Hij dient zich, behalve door opleiding, vooral via werkervaring de nodige kennis en vaardigheden eigengemaakt te hebben. Hij dient daarnaast te beschikken over de juiste beroepshouding en persoonlijkheidskenmerken: open en direct zijn in het contact met cliënten, een vanzelfsprekend respect voor de cliënt, behalve de verbinding ook de professionele distantie bewaken, durven door te pakken en te confronteren, over relativeringsvermogen en een goed rolbesef beschikken. En het moet iemand zijn, die ook een beetje “van ze houdt” om met Pieter Winsemius te spreken.
Integreer de financiering van de tweedelijns jeugdzorg
Het zorgaanbod achter deze ‘pedagogische huisarts’ (term van de VNG) dient gemakkelijk bereikbaar te zijn. ‘Heen en terug’-bewegingen van jeugdigen, die in behandeling zijn mogen niet stuiten op financieringsgrenzen. Hetzelfde geldt voor gelijktijdige behandeling vanuit verschillende disciplines en voor doorlopende behandeling van de ene instelling naar de andere (zorgtrajecten). Ook moeten we de eindeloze debatten beslechten die gaan over ‘wel op niet psychiatrisch probleem’ of ‘de grens van normaal, zwak begaafd en licht verstandelijk gehandicapt’. Deze academische discussies zijn noodzakelijk geworden juist vanwege de kunstmatige schotten tussen de sectoren………
Zodra er één financiering is gerealiseerd voor het gehele jeugdzorgaanbod kan de Jeugd GGZ verbindingen aangaan met andere vormen van jeugdzorg. Daarmee kan de best ontwikkelde expertise een veel belangrijkere rol krijgen en bijdragen aan een verdere professionalisering van de hele sector. Hetzelfde geldt voor de LVG-zorg, die dan ook veel meer mogelijkheden krijgt om dichter aan te sluiten bij het speciaal onderwijs.
Breng versimpeling aan.
De jeugdzorg heeft dringend behoefte aan een versimpeling van structuur en werkwijze. De complexiteit van de situatie rond problematische gezinnen is op zichzelf al groot genoeg. Kinderen zitten nu eenmaal op school, jong volwassenen kunnen in aanraking komen met justitie, ouders worden door een ander zorgcircuit bediend dan hun kinderen. Als een gezin echt disfunctioneert gaat de hele omliggende wereld zich er uiteindelijk mee bemoeien, ten goede of ten kwade. In de politiek wordt vaak schamperend gesproken over het aantal hulpverleners, waar zo’n gezin mee te maken heeft. Het probleem zit echter niet in het aantal disciplines, maar in het ontbreken van een leidende professional. Het adagium ‘één gezin…. één plan’ klinkt aantrekkelijk, maar het is niet voldoende. Je moet er niet aan denken dat zo’n plan buiten het gezin om in een vergadering van professionals tot stand komt, waarna onderling de taken worden verdeeld. Het adagium moet worden aangevuld: ‘(….) met één professional die in overleg met het gezin de lijnen uitzet’. Het klinkt simpel, maar het is in het huidige bestel van verschillende financieringsstromen niet te realiseren. Als het in de eerste lijn al gelukt is om de senior maatschappelijk werker een centrale rol te laten spelen, raakt deze vervolgens de weg kwijt in de tweede lijn, waar de beroepspraktijk streng geordend is in verschillende vakgebieden met eigen toelatingsvoorwaarden. Door de tweedelijns jeugdzorg binnen één financieringssysteem onder te brengen is het zoeken naar de juiste behandeling of de precieze diagnose niet langer het probleem van de eerste lijn, of van Bureau Jeugdzorg, maar van de behandelaars in de tweede lijn zelf. De tweede lijn zal dan voor de uitdaging geplaatst worden om een “dienende rol” te gaan vervullen ten opzichte van de eerste lijn, ondanks de hogere expertise die men op het eigen vakgebied bezit.……