Hoe verder met de jeugdbescherming?
06-10-2010
Hoe verder met de jeugdbescherming?
Een ouder klopt met een eenvoudige opvoedvraag aan bij jeugdzorg en ervaart vervolgens tot zijn schrik dat zijn kind onder toezicht is gesteld. Dat is het, wat karikaturaal gestelde, dilemma van vrijwillige jeugdzorg (jeugdhulp) én niet-vrijwillige jeugdzorg (jeugdbescherming) onder één dak. Vijftien jaar geleden moesten ze juist samengaan in het bureau jeugdzorg. Een scheiding is kunstmatig, vind ik. Bij het JAC (Jongeren Advies Centrum) in Eindhoven begin jaren negentig, waren mijn medewerkers er al van overtuigd geraakt dat zij een meldingsplicht hadden als er een vermoeden was van kindermishandeling en dat er dan zo nodig een beschermingsmaatregel gevraagd moest worden. Hoezo scheiding? Moet een medewerker van het consultatiebureau dan de andere kant opkijken of stiekem melden zonder dat de cliënt het weet? Tot een vertrouwensrelatie tussen cliënt en hulpverlener hoort toch te allen tijde openheid, van meet af aan, over dit soort zaken? Een cliënt die naar de psychiater gaat weet toch ook dat hij zich kwetsbaar opstelt?
Gelukkig zijn we sinds kort zover dat de volwassenenpsychiatrie contact opneemt met de jeugdzorg, wanneer zij bij ouders stoornissen constateert, die gevaarlijk zijn voor hun kinderen. En dat gebeurt natuurlijk in alle openheid, anders zou de vertrouwensrelatie inderdaad geschonden worden. Een ander aspect van deze discussie is de vraag of de vrijwillige jeugdzorg zelf mag ingrijpen als kinderen in gevaar zijn. Het antwoord is natuurlijk ja. In dergelijke gevallen is het afgeven van een spoedmachtiging door de kinderrechter nu ook al een formaliteit, die pas later getoetst wordt en vervolgens al dan niet in een definitieve maatregel wordt omgezet. Op dat gegeven draaien de crisisdiensten die de laatste jaren binnen de bureaus jeugdzorg met succes zijn opgezet.
Naar mijn mening is de aparte positie van de jeugdbescherming, gefinancierd door Justitie, vooral voortgekomen uit belangenstrijd tussen ministeries. Als je kijkt naar de kern van het vak komt jeugdbescherming erg in de buurt van intensieve gezinsbegeleiding, op verzoek van de kinderrechter weliswaar en met een rapportageplicht over de goede afloop. Er is veel voor te zeggen om de jeugdbescherming en jeugdreclassering te beschouwen als bijzondere vormen van jeugdzorg, die door elke gecertificeerde zorgaanbieder kunnen worden aangeboden. Het zou mooie combinaties opleveren met andere vormen van zorgaanbod.
Wie krijgt de bevoegdheid om bij gezinnen in te grijpen?
Het discussiepunt dat overblijft is aan wie je de onderzoekstaak opdraagt. Ofwel wie krijgt de taak om het vermoeden dat een situatie rondom kinderen onaanvaardbaar is daadwerkelijk gemotiveerd voor de rechter te brengen? Dat is eerder een vakmatige dan een principiële discussie. Deze taak lijkt me een specialisme, dat echter zo dicht mogelijk tegen de normale hulpverlening aan moet schurken. Misschien zoals een hulpofficier er door de politie bijgehaald wordt als hij tegen de grens van zijn bevoegdheid aanloopt. Medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming die piketdiensten draaien bij allerlei vormen van vrijwillige jeugdzorg en regelmatig overleggen over twijfelgevallen?
Het zou beter zijn dan de huidige praktijk, waarin de nadruk ligt op bureauwerk en het toetsen van rapportages, die door vakgenoten geschreven zijn.
(uit mijn artikel voor Sozio, gepubliceerd in het september nummer)